Fan van F.C. Groningen
Nieuws

Terugblik op artikel over Milko Djurovski

Voetbal International viert dit jaar zijn zestigjarig bestaan. Elke dag in het weekend plaatsen we daarom een verhaal uit ons uitgebreide archief. Dit keer keren we terug naar het begin van 2017, wanneer Marco Timmer namens VI op zoek gaat naar de ultieme cultheld van FC Groningen. Hij ontdekte ook Milko Djurovski. Er volgde een zeer boeiende reportage.

Als je op zoek bent naar Milko Djurovski, krijgt landen in de dichte mist ineens betekenis. Alsof we welkom worden geheten. Het is dinsdagochtend iets voor tienen en we betrappen onszelf op deze wonderlijke gedachte als de piloot zijn kist door de nevel veilig op Sloveense bodem zet. In Maribor gaan we op zoek naar De Rookmagiër, zoals de Volkskrant-journalist hem op een dag doopte.

Screenshot_20251112_154524_Instagram

Voor de jonge lezer nog één keer de fraaie anekdote. FC Groningen speelt in 1989 een Europa Cup-wedstrijd tegen Partizan Belgrado. Als de spelers van de noorderlingen voor de warming-up het veld opkomen, passeren ze een zonderling figuur. Slonzige kleding, halflang haar, stoppelbaard. Hij paft erop los, grote rookwolken kringelen om zijn hoofd. De kettingroker kleedt zich vlak voor het begin van de wedstrijd snel om, het blijkt de spits der Partizanen. Nagenoeg in zijn eentje verslaat hij vervolgens over twee wedstrijden het team van trainer Hans Westerhof.

Met drie doelpunten in twee wedstrijden speelt Milko Djurovski magisch goed en is hij persoonlijk verantwoordelijk voor de uitschakeling van FC Groningen. Vooral het doelpunt in Belgrado, waarbij hij op volle snelheid met een arm Claus Boekweg van zich afhoudt en vanuit een haast onmogelijke positie de bal enkele centimeters over de inglijdende Patrick Lodewijks in de verre hoek lift, verraadt grote klasse. De goal is terug te vinden op YouTube.

Westerhof heeft genoeg gezien. Die Djurovski moet naar Het Oosterpark worden gehaald. Dat lukt. In de vier jaar die volgen, zorgt de grillige aanvaller ervoor dat we hem tot op de dag van vandaag niet zijn vergeten. Binnen de lijnen is de ongeschoren Macedoniër in zijn kenmerkende zwarte maillot even onnavolgbaar als onuitstaanbaar. Als Djurovski zin heeft, speelt hij hele defensies kleurenblind. Heeft hij dat niet, dan staat hij soms minutenlang met de handen in zijn zij. Het hoofd als een onbegrepen genie afkeurend schuddend.

Buiten de lijnen doen in die vier seizoenen de wildste verhalen over hem de ronde. Djurovski rookt, hij is een zware drinker en een graag geziene gast in het Groningse nachtleven, gokverslaafd, omgeven door mooie vrouwen, hij zou worden afgeperst door criminele Joegoslaven en betrokken zijn bij goudsmokkel. Het maakt de mythevorming na zijn vertrek alleen maar groter.

Slovenië is winter wonderland. We rijden door een ansichtkaart van witte heuvels vol met sneeuw versierde dennenbomen van Ljubljana naar Maribor. We hebben zo veel vragen, er zijn zo veel geheimen die moeten worden ontrafeld. Tegelijkertijd vragen we ons af of we het wel moeten willen. Is het mysterie niet vaak veel mooier dan de naakte waarheid?
Screenshot_20251112_154537_Instagram

Eerst Djurovski maar eens ontmoeten, want dat hij komt opdagen, is nog allerminst zeker.

In Op zoek naar De Rookmagiër, een bundel verzamelde columns, wist Onkenhout Djurovski jaren na zijn vertrek uit Het Oosterpark niet te traceren. Bouke Nielsen, journalist van het Nieuwsblad van het Noorden, zou de oud-prof in zijn geboorteplaats Zilce treffen voor een reportage waarin Djurovski zou schitteren. Dat deed hij, maar wel door afwezigheid. En hetzelfde overkwam Herman Sandman. De auteur van Mangup Milko, Kwajongen Milko, het boek over het voetballeven van Djurovski dat vorig jaar verscheen, zou de Macedoniër in Belgrado treffen, maar met een simpel telefoontje werd die afspraak afgezegd. Sandman sprak hem voor zijn boek vervolgens wél via Skype.

We zijn huiverig omdat we Djurovski maar één keer hebben gesproken. Een week eerder, twee minuten aan de telefoon. Nadat we de voormalige spits hebben uitgelegd dat we hem graag willen interviewen, antwoordt hij in gebrekkig Engels dat dit prima is en dat we hem moeten bellen als we in Maribor zijn. Op verdere telefoontjes en berichtjes reageert Djurovski vervolgens niet meer. Op de avond voor vertrek hebben we om elf uur nog contact met Dragan Pap Putevski, scout van SC Heerenveen en een goede vriend van de Macedoniër. Ook hij krijgt hem niet te pakken. ‘Maar ga er maar naartoe, een kennis van mij in Maribor heeft gezegd dat Milko thuis is’, zegt Putevski. Het is amper een geruststelling.

De stem van Djurovski is dat wel. Hij neemt meteen op zodra we hem bellen, zegt dat we niet in paniek moeten raken, dat al die berichtjes nergens voor nodig waren, omdat we toch een afspraak hadden? Hij is er over anderhalf uur.
download _11_

Twee uur later schuifelt een man met een peper-en-zout-baard, het hoofd weggestoken onder een zwarte capuchon, de handen diep in de zakken tegen de kou, door de deur van het hotel. Versleten schoenen, sjofele spijkerbroek. Een soort Swiebertje die zich binnen komt warmen, is de eerste gedachte.

Als hij zijn capuchon afzet, zien we pas dat het Djurovski echt is. Die glunderende ogen verraden hem, net als het logo van Stadion Oosterpark dat op zijn winterjas is genaaid. Precies daar waar het hart zit. De omhelzing is innig. ‘Hello my friend’, lacht Djurovski, de kraaienpootjes in het door het leven getekende gezicht lachen mee.

We gaan op zoek naar een café. Buiten vriest het zeven graden, maar door een vies snijdend windje voelt het als min-zeventien. Djurovski pakt een arm van zijn bezoek, zegt vereerd te zijn met onze komst en gearmd lopen we over de Stari Most, de oude brug, in het centrum van Maribor. De rivier Drava is grotendeels bevroren. De voormalige spits trekt licht met zijn linkerbeen, hij spuugt geregeld hard naast zich op de grond.

‘Do you smoke?’, vraagt hij bijna direct. Als we nee zeggen, moeten we eerst langs een tabakswinkel; Djurovski rookt dus nog altijd. Geen Marlboro 100 meer, maar light-sigaretten. ‘The Smoke Magician’, fluistert hij lachend. Djurovski heeft alle ophef over zijn rookgedrag nooit begrepen. ‘Mijn opa Nikola heeft altijd gerookt, is 92 jaar geworden.’

We mogen hem alles vragen, zegt hij, dus vragen we of hij gelukkig is.

‘Nee’, klinkt het fel. ‘Kijk om je heen. Er is bijna niemand op straat.’

Dat klopt. Wie er nog wel lopen, hebben in deze kou haast om thuis te komen. Gelachen wordt er niet. ‘Maribor is klein, de mensen hebben niet veel geld’, verklaart Djurovski. ‘In de tijd van president Tito waren we één Joegoslavië. Had iedereen het goed. Maribor ligt gunstig ten opzichte van Oostenrijk en Italië, was een belangrijk kruispunt. Daar kwamen mensen op af. Na het uiteenvallen van Joegoslavië zijn velen vertrokken, is het allemaal minder geworden. Veel geld is weg.’

We weten dat Djurovski in 2016 nog een paar maanden trainer was van Slavija Sarajevo, maar waar hij tegenwoordig mee bezig is…?
‘Wat ik doe? Niets… Ik ben moe en oud.’

Als we opmerken dat hij pas 53 is, zegt Djurovski: ‘Listen my friend. Tot je twintigste ben je een kind, daarna, tot je 35ste ben je jong, is het leven mooi en ligt de wereld aan je voeten. Daarna ben je de familieman, zijn je vrouw en kinderen het belangrijkst. En na je vijftigste… Catastrofe…’

Weer die lach, dan serieus: ‘Wacht maar tot je vijftig bent, dan snap je me. Vanaf die leeftijd ga je langzaam naar het einde toe. Krijg je steeds meer pijntjes. Weet je wat voor mij het belangrijkst is? Dat ik me geestelijk goed voel. In mijn hoofd ben ik nog altijd de jonge Milko.’
download _10_

We willen weten hoe hij zijn dagen vult. ‘Als ik geen club train, ben ik hier bij mijn vrouw Andrea in Maribor. Dan sta ik vroeg op, drink ik thee of koffie. Zij gaat naar het werk, ik wandel naar het café, ik drink thee of koffie, dan ga ik naar het volgende café, drink ik thee of koffie en dan loop ik weer naar huis. Langzaam. Ik kijk wat televisie. Dan komt Andrea thuis, meestal kook ik. Om zeven uur kijken we het nieuws, drinken we koffie, daarna een film en dan gaan we naar bed. Dan ben ik moe. De volgende ochtend om zes uur ben ik wakker en begint het weer van voor af aan… Thee of koffie. In Maribor is iedere dag hetzelfde. Dat is het probleem. Niet alleen voor mij, het lijkt wel of iedereen in Maribor moe is. Het is hier zo saai. Het is een goed stadje, hoor… Voor als je zeventig bent. Kun je hier lekker wandelen in de bergen.’

Ineens lachen de ogen van Djurovski ondeugend. ‘Ik ben er al een tijdje niet meer helemaal bij met mijn hoofd’, zegt hij. ‘Ik ga over een paar dagen een maand naar Thailand, naar mijn zoon Mario. Hij voetbalt voor Bangkok United. Daar kijk ik zo naar uit, weg uit deze sleur.’

Hij laat foto’s zien van Mario en zijn andere zoon Marko, kinderen uit een eerdere relatie. De twee hebben het creatieve duidelijk van hun vader. Marko is zanger, presentator en ontwerper. Djurovski heeft een hooded sweater van het merk Fake aan. Gemaakt door zijn zoon. Eén foto met het shirt moet in het magazine, zegt hij. ‘Ik ben trots op Marko, kan ik het hem laten zien. Op Mario ben ik net zo trots. Het is wel goed voor hem dat hij niet hier in de buurt speelt. Hier wordt hij steeds met mij vergeleken en dat is niet eerlijk. We zijn niet dezelfde spelers, hij is een middenvelder.’

Op bijna iedere foto waar de twee broers samen op staan, trekken ze een gekke bek. ‘Dat doen ze voor mij, crazy, net als hun vader…’ Djurovski mag dan niet goed Engels praten, maar hij spreekt veel en graag. En samen komen we er goed uit. Hij heeft het het liefst over FC Groningen, daar had hij het naar eigen zeggen goed.

 ‘Weet je, ik snap er eigenlijk niets van dat ik nog altijd zo populair ben in Groningen en Nederland’, zegt Djurovski als we een warm café hebben gevonden. ‘Eerlijk niet. Toen ik nog speelde, snapte ik het wel. Ik was gewoon een goede voetballer. Toen ik mijn contract tekende, schoot de verkoop van seizoenkaarten ook omhoog. Het Oosterpark zat vol. Maar nu? Geen idee, het is ook al zo lang geleden.’

Een van de redenen is natuurlijk dat fantastische eerste jaar, het seizoen 1990/91. ‘Jos Roossien, Jan van Dijk, Theo ten Caat, Claus Boekweg, Mart van Duren, Harris Huizingh, Patrick Lodewijks, Ulrich Wilson, Edwin Olde Riekerink en Henny Meijer’, somt Djurovski het elftal van toen moeiteloos op. ‘Misschien afzonderlijk geen grote sterren, maar ze hadden allemaal wel iets. En samen waren we gewoon een heel goed team. We werden derde, maar hadden kampioen kunnen worden. We voetbalden dat seizoen met dertien, veertien spelers. Die basis was kwalitatief te smal. Op het laatst konden blessures en rode kaarten niet meer zo goed opgevangen worden. Dat heeft ons uiteindelijk de titel gekost.’

Djurovski zelf komt dat seizoen pas laat op stoom. Hij wordt topscorer, maakt veertien doelpunten, maar de eerste maanden wordt hij weggezet als miskoop. In de noordelijke pers wordt de aanvaller in die periode omschreven als een aartsluie pseudovedette. Terwijl de Macedoniër zich vooral op het veld onbegrepen voelt. ‘Ze moesten aan me wennen’, legt hij uit. ‘De jaren ervoor speelde FC Groningen met René Eijkelkamp in de spits heel veel lange ballen. Ik wilde de ballen in de voeten hebben. Dat snapten ze niet, dat had tijd nodig. Daar heb ik veel met Hans Westerhof over gesproken. Als je mij haalt, dan moet je voetbal spelen. Uiteindelijk ging dat steeds beter en de anderen gingen er uiteindelijk ook beter door voetballen. Gedurende het seizoen werden we daardoor ook een steeds hechter team.’

Het trainingskamp in de winterstop in Marbella is daar heel belangrijk in geweest. Djurovski kreeg definitief de sympathie van zijn ploeggenoten toen in een restaurant de rekening werd gevraagd en bleek dat de Macedoniër al had betaald. ‘Dat is niet bijzonder, is hier normaal’, vindt hij. ‘Wat wel goed was, is dat we ’s nachts geregeld gingen stappen. Hans Westerhof liet het toe, zelf ging hij ’s avonds ineens heel vroeg naar bed. Ik vroeg hem waarom en hij zei: “Toen ik zag dat jullie via de bomen en de balkons naar beneden gingen, was ik bang dat jullie iets zouden breken”. Hans is een heel intelligente man, voortaan konden we door de voordeur van het hotel. In Marbella hebben we veel gepraat en feestgevierd, de spelers snapten me steeds beter en zo werden we een team dat nauwelijks te verslaan was.’

FC Groningen speelde dat seizoen geweldige wedstrijden. In Amsterdam werd het 1-1 tegen Ajax, thuis speelde FC Groningen gelijk tegen Feyenoord en won het in Het Oosterpark met 4-1 van de latere kampioen, het PSV van Romário. Vooral in de grote duels blonk Djurovski uit. ‘Natuurlijk speelde ik beter tegen de topclubs’, zegt de oud-prof. ‘Niet dat ik meer gemotiveerd was, maar ik hield ervan om grote wedstrijden te spelen. Met veel druk en veel mensen op de tribunes. Als we naar RKC moesten, kwamen er duizend mensen kijken; is toch niks aan? Bij Partizan vond ik het heerlijk tegen Rode Ster, Hajduk Split of Dinamo Zagreb te spelen. Zaten er zestigduizend mensen op de tribune. Dat was belangrijk voor mij. Die wilde ik wat laten zien.’

‘Tegen de topclubs in Nederland zat het stadion ook altijd vol. Ik voetbalde ook heel graag tegen goede voetballers, zij begrepen namelijk dat ik dat ook was. Er was respect voor elkaar. Jerry de Jong van PSV bleef in de achterhoede omdat hij wist dat ik gevaarlijk was. Een nette verdediger, hij schopte me niet om het schoppen en als ik beter was dat duel, dan accepteerde hij dat. Zo hoort het. In de grote wedstrijden was ik altijd goed.’

Djurovski is in Groningen al snel talk of the town. Niet alleen vanwege zijn flitsende spel dat hij, als hij er tenminste zin in had, demonstreerde, maar ook vanwege zijn gedrag buiten het veld. Hij is open, geeft zijn mening en is daardoor een gewillige prooi voor de media. De vele sigaretten, het drankgebruik, zijn gokgedrag, zijn vermeende betrokkenheid bij goudsmokkel en zijn relatie met criminele Joegoslaven die hem komen opzoeken in Groningen; het wordt allemaal breed uitgemeten in de pers. Djurovski begint te lachen als we hem ernaar vragen. ‘Er is in Nederland zo veel over me gezegd en geschreven’, begint hij. ‘Ja, ik rookte als speler. Nou en? Ik deed het in elk geval wel eerlijk. Anderen deden het ook, maar nooit met de trainer erbij. Ik rookte gewoon in het stadion waar iedereen bij was. Het had geen effect op mijn spel. Als ik was gestopt, dan had het dat misschien wel gehad. Ik hou niet van schijnheiligheid. Iedere speler moet doen waar hij zich goed bij voelt. Als je maar goed voetbalt.’

Dat Djurovski af en toe vreemde figuren uit Joegoslavië op bezoek kreeg, ontkent hij ook niet. ‘Bij ons was dat normaal. Dat had in Belgrado destijds iedere speler en dat is met de huidige generatie voetballers niet anders. Heel veel mensen vinden het leuk en interessant om zich rond een voetballer op te houden. Arkan, ken je die nog? Dat was er ook zo één, die was fanatiek supporter van Rode Ster.’

Wat heet. Arkan was een beroepscrimineel die door het Joegoslavië-tribunaal werd aangeklaagd voor oorlogsmisdaden en zijn troepen geregeld rekruteerde onder hooligans van Rode Ster. Voordat berechting kon plaatsvinden, werd hij in 2000 geliquideerd. ‘Dat soort figuren vond je in Joegoslavië dus ook rond voetballers’, lacht Djurovski. ‘Ik dronk graag een drankje, rookte sigaretten en was weleens in het casino, maar ik heb nooit drugs gebruikt. Verhalen over goudsmokkel, gokschulden, zwart geld en afpersing zijn ook niet waar. We hebben toen ook een proces aangespannen tegen het Nieuwsblad van het Noorden die de verhalen had opgeschreven, en die hebben we gewonnen. Voor mij was het niet moeilijk om te gaan met sommige van de zware jongens, ik ben ook nooit bang geweest. Als ze je aardig vinden, vinden ze je aardig. De grote maffiabazen zijn ook heel intelligent, over hun business gaat het nooit. Wel over voetbal en dat is prima.’

 ‘Ach, en verder valt het allemaal wel mee. Ik heb vroeger misschien voor twee mannen geleefd, maar ik drink al bijna twintig jaar geen druppel alcohol meer.’ Als we zeggen dat daar iets aan vooraf moet zijn gegaan, wuift Djurovski het meteen weg. ‘Nee, niks spannends. In 1998 speelde ik heel even een soort zaalvoetbal in Kansas. Daar dronk ik aardig wat whisky. Toen ik na een avond stappen thuiskwam, werd ik op die ochtend wakker en besloot ik nooit meer te drinken. Als ik dat eenmaal heb besloten, dan hou ik me eraan. Waarom ik niet meer drink? Geen idee, misschien heb ik wel een beetje een crazy karakter.’

Wat in elk geval wél waar is, is dat Djurovski eigenlijk naar de gevangenis had gemoeten omdat hij in Joegoslavië zonder geldig rijbewijs reed. Er zijn verschillende versies. Dit zegt de oud-prof er zelf over: ‘Toen ik bij Partizan kwam, kreeg ik van een politieman – een groot fan van die club – een vals rijbewijs. Het zag er heel echt uit, alleen het nummer klopte niet. Ik reed er al twee jaar mee. Op een keer werd ik aangehouden door een andere agent, een groot fan van Rode Ster. Mijn overgang naar de vijand is me door de Rode Ster-supporters nooit vergeven. Die politieman ontdekte dat het rijbewijs niet deugde. Ik denk dat iemand me verraden heeft. Ik zou zes tot acht maanden naar de gevangenis moeten. Maar ik ging voor FC Groningen spelen. Na een paar jaar was alles oké, hoefde ik die straf niet uit te zitten.’

Voor de eerste dag hebben we genoeg gepraat, vindt Djurovski. Hij is moe, zegt dat hij ’s ochtends beter is dan aan het eind van de middag. Morgenvroeg wil hij om acht uur afspreken. Het lukt ons er een uurtje bij te praten.